Bent u het niet eens met de reactie van de gemeente op uw bezwaar, dan kunt u de WOZ-waarde laten toetsen door de rechter. Daarvoor gelden enkele regels.
Op deze pagina vindt u een uitleg over hoe een beroepszaak bij de rechtbank in zijn werk gaat.
Eerst naar de gemeente, daarna pas naar de rechtbank
Als u een uitspraak op uw bezwaarschrift van de gemeente heeft ontvangen, kunt u daartegen beroep instellen bij de rechtbank. Welke rechtbank dat is, ligt aan waar u woont. De juiste rechtbank staat onderaan de uitspraak van de gemeente.
Er zijn enkele regels voor het instellen van beroep. Dit moet binnen zes weken na de uitspraak. Het beroepschrift bevat ten minste: uw naam en adres, de uitspraak waartegen u in beroep gaat, waarom u het niet eens bent met de beslissing van de gemeente en wat de beslissing volgens u moet zijn. In het bestuursrecht is hiervoor geen advocaat verplicht.
De rechtbank brengt behandelkosten in rekening
Voor het behandelen van een beroep brengt de rechtbank kosten in rekening. Dit heet griffiekosten. In een WOZ-zaak betaalt u als inwoner ongeveer €50 en als bedrijf ongeveer €365. Als de rechter de WOZ-waarde aanpast dan krijgt u deze griffiekosten van de gemeente terug.
De rechter beoordeelt of de WOZ-waarde een ‘aannemelijke schatting’ is van de marktwaarde
De rechter beoordeelt of de gemeente de WOZ-waarde aannemelijk kan maken. Bij die beoordeling gelden de regels uit de Wet WOZ. De rechter toetst op onder meer de volgende zaken:
Kloppen de gebruikte kenmerken van de woning?
Zijn de verkochte referentiewoningen vergelijkbaar?
Heeft de gemeente voldoende gereageerd op de argumenten van degene die het beroep instelt?
In de beoordeling kijkt de rechter níet naar:
Hoeveel is de WOZ-waarde afgelopen jaren gestegen?
Zijn andere WOZ-waarden evenveel gestegen?
Heeft u een andere juridische vraag over de Wet WOZ, stel deze gerust via ons contactformulier.